Europees (EU) recht
In steeds meer gevallen wordt het Nederlandse immigratierecht beheerst door het Europees (EU) recht. Dit betekent dat Nederland als EU-lidstaat niet helemaal zelf de immigratieregels kan bepalen, maar gehouden is aan de Europese regels. Deze regels zijn er zowel voor de Unieburgers (EU-onderdanen) – te denken valt aan het recht op vrij verkeer en verplaatsing van personen en diensten -, maar ook voor de niet-Europeanen. Bij deze laatste categorie valt te denken aan de gezinsleden van Unieburgers die zelf uit een niet-Europees land komen, maar ook aan Europese regels voor niet-Europeanen met betrekking tot gezinshereniging, de EU Blue Card, concern-overplaatsing, verblijf voor onbepaalde tijd, studenten etc.
Het is dus erg belangrijk om niet alleen de nationale regels te kennen, maar ook de Europese regels. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat de nationale regels wegens strijd met het Europees (EU) recht niet gelden of anders uitgelegd moeten worden.
Scheers Advocatuur heeft veel kennis van en ervaring met de Europese regels. Erik Scheers heeft zich tijdens zijn studie reeds verdiept in de Europese gezinsherenigingsrichtlijn en heeft voor zijn scriptie in 2004 de prestigieuze Hanneke Steenbergen-scriptieprijs gewonnen. Hierna heeft hij zich in zijn werk bij de IND, de rechtbank en als advocaat, met name toegelegd op het Europees (EU) recht. Dit heeft geresulteerd in verschillende zaken die tot positieve en zelfs baanbrekende resultaten hebben geleid. Te denken valt aan de zaak van Erik Scheers, waarin de strikte toepassing van verblijfsgaten bij verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd in een uitspraak van de Raad van State in strijd werd geacht met de Europese regels. Andere voorbeelden zijn de zaken waarin het Europese Hof heeft geoordeeld dat het Nederlandse beleid met betrekking tot intracommunautaire grensoverschrijdende dienstverrichting en het beleid met betrekking tot niet-Europese gezinsleden van grensarbeiders in strijd is met het recht op vrij verkeer. Ook is in verschillende zaken van partners van Unieburgers na scheiding of overlijden van de Unieburger door de IND alsnog voortgezet verblijfsrecht van de niet-Unieburger vastgesteld.
Verder is Erik Scheers betrokken bij klachtenprocedures bij de Europese Commissie over onder meer de Nederlandse uitleg van het Europese fraudebegrip, het voorrangsbeginsel van nieuwe Unieburgers (zie ook het voorpaginanieuws van Dagblad Trouw) en het door de hoogste Nederlandse rechters ongemotiveerd afdoen van zaken over het Europees recht.
Op zoek naar een ervaren Europees (EU) recht advocaat?
Voor meer informatie over de toepassing van het Europees (EU) recht in uw specifieke situatie, kunt u contact opnemen met Scheers Advocatuur.
Publicaties Europees (EU) recht
Hieronder enkele publicaties van Erik Scheers met betrekking tot het Europees (EU) recht:
Het arrest E.K.: de weg naar een volwaardig EU-Chavez verblijfsrecht. Van afgeleid EU-verblijfsrecht naar het recht op verblijf voor onbepaalde tijd, Nederlands tijdschrift voor Europees recht, 1/2- 2023
Het belang van de Gezinsherenigingsrichtlijn, toen en nu, A&MR, nr 10-2022
Beoordeling intracommunautaire tewerkstelling van nieuwe Unieburgers en derdelanders, noot bij arrest Hof van Justitie EU van 14 november 2018, C-18/17, Danieli, Jurisprudentie Vreemdelingenrecht 2019-3
Vrijheid van grensoverschrijdende dienstverrichting “in status quo ante” Journaal Vreemdelingenrecht 2018-1
“Hoe ver reikt de voorrang van nieuwe Unieburgers…” Journaal Vreemdelingenrecht 2016-35
“Wat hebben nieuwe EU-burgers en Japanners met elkaar gemeen?” A&MR nr 5 – 2016
“Verblijfsrecht na scheiding van Unieburger?” Over de grens nr 10 – dec 2015
“Ontwikkelingen met betrekking tot EU verblijfsrecht derdelanders” Over De Grens nr 7 – sept 2014
“De reikwijdte van het declaratoir verblijfsrecht” A&MR nr 04 – 2013
“De Europese verblijfsroute voor de niet-Europeaan (2)” Over De Grens nr 9 – nov 2012
“De Europese verblijfsroute voor de niet-Europeaan (1)” Over De Grens nr 7 – sept 2012
“Europese richtlijn gezinshereniging” Migrantenrecht 9-10 2004