De praktijk van de IND dat het verblijfsrecht van een (gezinslid van een) EU-burger kan eindigen zonder enige belangenafweging is onjuist, want in strijd met het EU-recht. Dit is het oordeel van de (Afdeling bestuursrechtspraak van de) Raad van State in een aantal deze week gepubliceerde uitspraken. Volgens de Raad van State, de hoogste rechter in vreemdelingenzaken, moet bij een beëindiging van het verblijfsrecht van een (gezinslid van een) EU-burger altijd een belangenafweging worden gemaakt. Dit geldt ook als de IND stelt dat nooit is voldaan aan de vereisten voor dit verblijfsrecht en dat dit verblijfsrecht nooit heeft bestaan. De handelwijze van de IND waarmee zonder enige belangenafweging wordt vastgesteld dat dit verblijfsrecht er niet is, niet meer is of nooit is geweest, bijvoorbeeld omdat een beroep op de bijstand is gedaan of niet is aangetoond dat er voldoende middelen zijn, is in strijd met het EU-recht en dient te worden aangepast. Een van deze uitspraken vindt u hier.

Als de IND vaststelt dat uw EU-verblijfsrecht niet of niet meer bestaat, is het zeer raadzaam om door een specialist in het EU-vreemdelingenrecht te (laten) beoordelen of dit wel op een juiste wijze is gebeurd en, indien nodig, daartegen te procederen. Voor meer informatie hierover kunt u contact opnemen met Scheers Advocatuur.